"Circulair design is de focus in mijn onderzoek"
Jan Roekens onderzoekt de meerwaarde van 3D-printing voor de meubelsector
Twee jaar geleden kwam hij de unit onderzoek van Thomas More in Mechelen versterken. Sedertdien doet ingenieur-architect Jan Roekens onderzoek naar circulaire economie in het algemeen en circulair interieur design in het bijzonder: “Bij praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek is het de bedoeling om impact te realiseren. Ik vind dat belangrijk.”
Hoe ben je hier terecht gekomen?
"Na mijn doctoraat, waarvoor ik onderzoek deed over noodhulptenten in de humanitaire sector – iets totaal anders dus -, heb ik een tijdje gewerkt als stabiliteitsingenieur. Omdat dat niet was wat ik zocht, ben ik naar het onderzoek teruggekeerd en bij Thomas More terechtgekomen. Dat was meteen ook mijn eerste kennismaking met praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (PWO). Als doctoraatsstudent doe je fundamenteel onderzoek en zit je een beetje op een eiland te werken. De impact van je onderzoek is niet meteen zichtbaar of voelbaar. Bij PWO is het net de bedoeling om impact te realiseren. Ik vind dat belangrijk. Circulair design is de focus in mijn onderzoek.
Welk onderzoek houdt jou momenteel bezig?
Momenteel hebben we een project lopen over 3D-printing als productiemethode in een circulaire economie. 3D-printing lijkt ideaal in deze context. Het garandeert een efficiënter materiaalgebruik, je kan custom made productie gaan toepassen. Je kan meer inzetten op lokale productie met een local hub waar producenten/consumenten terecht kunnen om hun plannen te realiseren en waardoor het transport grotendeels wegvalt… In ons onderzoek analyseren we specifiek voor de meubelsector wat de meerwaarde is van 3D-printing in een circulaire context. In hoeverre spelen meubelbedrijven daar op in? Wat zijn de opportuniteiten? Met onze recent aangeschafte large scale 3D-printer willen we uittesten wat de limieten zijn als je een meubel volledig in 3D gaat printen. Wat zijn de drempels? En hoe kunnen we dat zo circulair mogelijk aanpakken?
Met een large scale 3D-printer onderzoeken we wat de limieten en de drempels zijn als je een meubel volledig in 3D gaat printen.
Het is belangrijk om te beseffen dat 3D-printing ook een keerzijde heeft: het inzetten voor meer gepersonaliseerde productie, kan net leiden tot een grotere stroom restafval. We willen komen tot een aantal proof of concepts en een handleiding ontwikkelen voor meubelontwerpers en -producenten, zodat deze ondersteund worden in hun omslag naar 3D-printing.
Als ik ‘circulair’ hoor, denk ik spontaan aan het ‘cradle to cradle’-principe.
Cradle to cradle is één aspect. Het focust voornamelijk op de bedrijfswerking van één producent waarbij recycleren meestal één van de meest voor de hand liggende strategieën is, afval wordt verwerkt tot een grondstof voor weer nieuwe producten en de producent heeft alles in eigen handen. Circulaire economie is echter veel ruimer dan dat alleen en focust meer op het systeemniveau waarbinnen samenwerkingen tussen designers, producenten, gebruikers, leveranciers, enz cruciaal zijn.
De circulaire economie stimuleert vier strategieën: herstel, hergebruik, herbestemming en recyclage. Dat is de technische cyclus. Daarnaast heb je ook de biologische cyclus die voornamelijk focust op biodegradeerbaarheid van materialen, waarbij er geen impact is op milieu en op de afvalstroom. Van die vier strategieën is herstel de interessantste, omdat je daar een heel korte lus hebt: het product wordt hersteld en blijft bij de eigenaar. Dat vraagt weinig transport en de hoeveelheid nieuwe materialen nodig voor het herstel, is gering. Waardoor de waarde van dat product behouden blijft.
Bij hergebruik gaat het product naar een tweede gebruiker en heb je meer transport. Bij herbestemming haal je bepaalde componenten uit een product om het in andere producten te gebruiken. Omdat het terug moet naar een productie-unit heb je opnieuw meer transport en meer energie nodig. En bij recyclage, tot slot, dan ga je naar het begin van de cyclus terug. Recyclage heeft de grootste lus en hoe groter lus, hoe meer energie verbruikt wordt. In Vlaanderen hebben we tot nu toe stevig ingezet op die recyclage. Op het vlak van herstel, hergebruik en herbestemming hebben we nog een hele weg te gaan.
Vroeger werd alles hersteld en had iedereen een emotionele band met wat hij in huis bracht, de meubels en de toestellen. Door de massaproductie zijn we dat kwijtgeraakt.
En het banale van de zaak is dat we eigenlijk moeten terugkeren naar het verleden. Vroeger werd alles hersteld en had iedereen een emotionele band met wat hij in huis bracht, de meubels en de toestellen. Door de massaproductie zijn we dat kwijtgeraakt en nu willen we het opnieuw integreren in ons huidig economisch systeem. Het vraagt wel een andere manier van denken. Neem nu het interieur. In heel bouw- of verbouwproces komt dat meestal op de laatste plaats. Vaak is het geld dan op en kiest men voor de goedkoopste oplossing. Terwijl als je het interieur van meet af aan meeneemt in het hele proces, kan je keuzes maken die op de lange termijn economisch veel rendabeler zijn. Door, bijvoorbeeld, een aantal dingen demontabel te maken, bespaar je je later de kosten om te breken als je je interieur vernieuwt. Je kan dus werken met duurzame vaste elementen en flexibele trendgevoelige elementen.
Vanwaar je interesse voor dit onderwerp?
Goh… Ik ga niet zeggen dat ik 100% duurzaam in het leven sta, maar ik probeer wel bewust keuzes te maken en na te denken over de impact die deze hebben op het milieu. Ik vind dat wel belangrijk. Zeker nu. Door COVID-19 vrees ik dat de klimaatproblematiek opnieuw naar de achtergrond zal verschuiven. Terwijl het echt hoog tijd is dat we actie ondernemen. En het geeft mij voldoening om daarover na te denken en te onderzoeken hoe we in de juiste richting kunnen evolueren. In dat opzicht denk ik dat wij als onderwijsinstelling een grote invloed hebben. De studenten die wij nu opleiden, komen in het werkveld terecht. Dus als we hen die circulaire manier van denken meegeven, krijg je op termijn ook verandering in het werkveld. Die jongere generatie ligt echt wel wakker van het klimaat en de duurzaamheidsproblematiek. Ze zijn ook hongerig naar informatie en ik denk dat we daarop moeten inspelen.
De studenten die wij nu opleiden, komen in het werkveld terecht. Dus als we hen die circulaire manier van denken meegeven, krijg je op termijn ook verandering in het werkveld.
Als je je geen zorgen moest maken over de financiering, welk onderzoek zou je dan opzetten?
Eerlijk gezegd: waarschijnlijk dat wat ik nu doe. Sowieso zou het iets met duurzaamheid te maken hebben. Dit is waarmee ik verder wil gaan. Ik zou wel meer inzetten op het experimentele en het praktische. Ik zou een local hub financieren en onderzoeken wat we daarmee kunnen bereiken. Welke ondernemingen kunnen daar allemaal aanspraak op maken en hoe kunnen we dat vormgeven? Alles uittesten en tonen hoe het werkt. Concreet actie ondernemen en daar lessen uit trekken. Nu blijft het allemaal nog wat te theoretisch. Maar wie weet wat de toekomst brengt."